Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als de Kanaaniet, de koning van [1]Harad, wonende tegen [2]het zuiden, hoorde, dat [3]Israel door den weg der verspieders kwam, zo streed hij tegen Israel, en hij voerde enige gevangenen uit denzelven gevankelijk weg. 1. Harad schijnt te wezen de stad, waar deze koning zijn zetel had. Zie Joz.12:14. Anderen menen dat Harad geweest is de naam diens konings. 2. Te weten, van het land Kanaan, waarheen de verspieders getrokken waren, hfdst.13 vs.17. Zie ook hfdst.33 vs.40. 3. Dat is, door den weg, dien de verspieders, welken Mozes uitgezonden had, gereisd waren. Sommigen houden Atharim [hetwelk hier is overgezet verspieders] voor den naam van een zekere plaats.